DR 2019

Dominicaanse Republiek 2019

De heenreis en eerste bijkomdag in Santo Domingo waren vlot en zonder perikelen verlopen als alle fietsen ook bij aankomst waren gearriveerd. Helaas bleek alleen de fiets van Frenkie, waarschijnlijk niet toevallig die in de kleinste doos, op het vliegveld van Santo Domingo te staan. We hadden al bij de vlucht van Amsterdam naar Madrid in de gaten dat er een aantal dozen op het vliegveld achterbleef en waren dus weinig verrast.
We hebben inmiddels gehoord van de druk in het Spaans telefonerende Paul, die als Boliviaan de juiste scheldwoorden kent, dat er vijf dozen onderweg zijn en vanavond bij het hotel worden afgeleverd. Laten we hopen dat het er zes zijn.
Na een overvloedig en zeer smakelijk ontbijt in ons fantastiche koloniale hotel gingen we voor een rondgang de koloniale zone in en zagen de kathedraal en het huis van Columbus en meer van de prachtige vroeg 15e eeuwse gebouwen van deze stad die in 30 jaar zo’n honderd jaar voor de grachtengordel van Amsterdam is gebouwd. 
Op pleintjes veel locals op bankjes en toeristen op terrasjes en voor de musea groepen schoolkinderen op nationaal bewustzijnles.
Net buiten de Mercado voor de toeristen begon het rommelige volkse Santo Domingo, met openbaar vervoer dat bestaat uit toyatabusjes waarvan je afvraagt hoe ze nog kunnen rondrijden en stalletjes met vers fruit of mannen die oude horloges verkopen. Na een paar schilderachtige verruineerde monumenten en het protserige independencia waar de drie grote mannen van de onafhankelijkheid , Duarte, Sanchez en Mella - in elke stad heten de grote straten naar hen - een eigen mausoleum hebben, belanden we aan de malecon, de boulevard aan zee. Aan de zeekant vonden we een perfecte tent voor een perfecte lunch met veel vis. Tot groot genoegen en verwondering van Lisa vlogen er pelikanen vlak langs over zee.
We hopen morgen te kunnen gaan fietsen en wachten in spanning af. In de tussentijd doen we aan Siesta in de hotelkamers of aan het zwembad in onze villa kolonial.

Na het heerlijke ontbijt aan de pool vertrekken we uiteindelijk om kwart voor tien voor de eerste etappe. Als we over de brug rijden, het westelijk deel van de stad uit, rijden we over een smalle weg door volkse wijkjes met houten huizen en hoge drempels waar het leven zich onmiskenbaar op straat afspeelt. Mensen verkopen van alles langs de kant van de weg en uit veel vn de huisjes of hutjes klinkt harde muziek, meringue of Bachata en soms met jeugd erom heen Reggaeton. Ook passeren we bomvolle minikerken waar luidkeels de heer wordt gepreaen of de duivel wordt weggejaagd. De evangelische kerken zijn een succes in de Cariben wat je ook ziet aan de bijbelse opschriften.
We rijden nog even over grote drukke en soms vastlopende wegen en na 12 km zijn we de stad uit.
Na la Victoria waar we aan het Parque cola’s en water drinken verlaten we na 18 km de verharde weg, die maar sporadisch even terugkeert. 
De zon schijnt hard en het echte fietsen is begonnen. 30 km over zandwegen met steentjes en soms steil omhoog na een riviertje verhardt de etappe in combinatie met de hitte behoorlijk. Sasja, die last heeft van haar polsen, en Frenkie, die oververhit en zeer vermoeid raakt hebben het vooral de laatste kilometers moeilijk.
We rijden langs weilanden met koeien en koereigers, af en toe wat bossen en later rijstvelden en velden vol agaves en hier en daar een klein dorpje met houten huizen in veel kleuren.
Tegen 3 uur bereiken het hotel van Monte Plata, de provinciehoofdstad met de allure van een groot dorp. In het hotel blijkt mijn naam wel degelijk in het reserveringsboek staan. Dat heeft Faes telefonisch in zijn beste Spaans toch goed geregeld.
We eten na het douchen maaltijdsoepen en sandwiches Tonijn in het vriendelijke hotel El Toro. Nu is het 5 uur geweest en is de siesta voor de renners begonnen.

De avond in Monte Plata hebben we rond het Parque doorgebracht, het centrale plein met wat groen, gietijzeren bankjes en aan de andere kant van de straten er om heen ook wat uitgaansmogelijkheden. Uit een schalde zoals gebruikelijk luid Bachata muziek en dat werkt niet met vooral Paul. We dronken bier, rum en koffie buiten voor een soort nachtclub met paars licht binnen waar de bassen binnen ook steeds luider werden. De Chinees bood alleen gefituurde kip met patat en Frenkie en ik hebben daar wat gehaald en op het plein genuttigd voor ons te vervoegen bij de vegetatiers in de pizzeria waar een zeer onsmakelijke pizza met onbestemde kaas en mais werd geserveerd.
Om half 8 zat de club aan het ontbijt om eerder weg te zijn en daarmee de hitte van de middag te vermijden. We reden om half 9 het stadje onder een wolkendek over de 23, een redelijke asfaltweg. We klommen trapsgewijs van een meter of 50 naar een meter of 250 in Sabana Grande de Boya zo’n 20 km verder door afwisselend landbouwvelden en bossen. Paul zijn schoen bleek in de pedaal vast te bliven zitten maar een schroefje uit de niet gebruikte plaatjes van Frenkie bood een oplossing. In een boom zaten helengroepen gieren, zwarte gieren en kalkoengieren.
In Sabana vonden we een tent waar flinke borden fruit werden geserveerd.
Vier km verder bleek het pad dat van de 23 afboog wel erg smal, steil en onbestemd. We reden terug weer exact langs de fruittent om op een andere manier de 7, de snelle weg naar het noorden te bereiken. Op de aflag naar Majaqual hebben we gegeten, rijst met boontjes, gebakken bananen en ook kip en varkensvlees voor de carnivoren.
Na een flinke afdaling door het Nationale park Los Haitises, met rotsen aan weerszijde van de weg maakten we in Guayagual een uitstapje naar een cultureel fenomeen in de DR, het Balneario. In een natuurlijk bassin van een stromend riviertje is een zwembad gemaakt waar de plaatselijke bevolking verkoeling zoekt in het water en dat vooral in het weekend behoorlijk massaal doet. Vooral de nogal vlezige jeugd was massaal aanwezig in het water waar van ons alleen Frenkie zich waagde, in wielerbroek en bh. Sasja, die gestoken was door een wesp en Paul waren al gevlucht voor de knetterharde muziek die dwars tegen elkaar inging vanuit twee verschillende tenten.
Mijn tas viel bij het uitrijden van het dorp van mijn fiets en weer bood het plaatje van Frenkie soelaas.
Vijf kilometer verder, iets verwijder van het dorpje la Reforma bereikten we ons hotel waar een bord snel duidelijk maakte dat deze cabañas met garage vooral dienden om per uur te worden afgehuurd voor stellen die hier niet de hele nacht hoefden te blijven. We kregen behalve de obligate afstandsbedieneing van de tv en de airco ook een setje condooms mee van de zeer vriendelijke en behulpzame conciërge waar we ook de was konden doen.

Las terrenas lijkt een paar honderd meter van zee op een gewoon ongeordend, lawaaiig Dominicaans dorp maar als je dichterbij die zee komt zie je leuke terrasjes, Italiaanse ijswinkels, modieuze klerenwinkels en als je het strand bereikt zie je dat die lang is, goudgeel en omzoomd met een eindeloze rij palmen en grenzend aan een zee van warm water in alle kleuren van turquoize groen tot donkerblauw. Aan het strand tentjes waar je lekker vis kunt eten en op het strand een mix van locals en toeristen, voornamelijk Europeanen - je ziet en hoort vooral veel Italiaans en Frans - en geen resortmensen maar reizigers.
Een perfecte plek om de rustdag een rustdag te maken, lummelen en lunchen aan het strand en een duik bij dreigende oververhitting, heel rustig terug naar het hotel na een adembenemende zonsondergang en dan weer langs het strand naar het dorp voor het diner.

Gisteren hebben we het idyllische Las Terrenas achter ons gelaten en zijn we de 400 meter hoge bergrug overgestoken naar Santa Barbara de Samana, hier kortweg Samana genoemd. De klim was niet echt moeilijk maar 400 meter vanaf zeeniveau is een flinke hoogte voor degenen die het voor het eerst doen. De klim begon na 15 kilometer in het dorp El Limon waar iedereen op zo’n typisch klein paardje lijkt te rijden; mannen met hoeden laten ze draven met snelle kleine pasjes. Er passeerden ons wat busjes met toeristen op weg naar de waterval en dan ben ik altijd zo blij dat ik op de fiets zit.
Santa Barbara met maar een paar duizend inwoners is de hoofdstad van de provincie en het schiereiland en heeft een brede boulevard en een stadse uitstraling.
De bevolking was in de late middag met versterking uit de omliggende dorpen naar de boulevard gekomen, verkleed of in ieder geval op zijn best gekleed, groepjes jongeren maar vooral gezinnen met kinderen, in afwachting van de parades van dansers en danseressen, met maskers en harde muziek. Elk jaar op 27 februari viert de Dominicaanse republiek niet alleen zijn onafhankelijkheidsdag maar tegelijk carnaval.
We zagen groepen die als Taino waren gekleed, de oorspronkelijke bevolking, zwarte lijven met witte strepen geverfd en vervaarlijk zwaaiend met houten stokken. We zagen groepjes mooie meisjes sierlijk dansend in geelgouden of roodwitblauwe jurken. Twee mannen liepen grijnzend langs met bh’s aan, een jongen met een zwierig geel pak had een bal aan een touwtje bij zich waarmee hij meisjes onder de toeschouwers hard op de billen sloeg, mannen met enorme maskers op lieten zich fotograferen met kleine kinderen. Er was genoeg te beleven.
Om 9 uur ‘s ochtends werden we opgehaald door Hinaro, een man met een been, die zich desondanks op zijn geïmproviseerde krukken snel naar de haven bewoog en daar met ons en twee jonge bestuurders in de Tirsa stapten, een sloep met een flinke buitenboordmotor.
Even later waren we onderweg de baai op en met ons nog een paar boten, een hoge boot waar de mensen dicht opeengepakt stonden en nog twee bootjes zoals de onze. De boot ging dwars over de flinke golven en viel dan met een klap op het water zodat je je schrap moest zetten. Het had even geregend in de ochtend maar nu brak de lucht en het water kleurde zilver langs de dichtbegroeide groene kust. Opeens gingen we van de kust af naar het midden van de baai en zagen plotseling het eerste exemplaar waarvoor we waren gekomen. Een grote bultrug liet een aantal malen zijn indrukwekkende rug zien, bruin met witte strepen. Even later zagen we de eerste vlakbij helemaal uit het water komen en er volgden er nog velen die met kop en reusachtige voorvin uit het water om hoog kwamen om zich met een spetterende klap weer onder te laten gaan. De kreten van verrukking aan boord van onze boot volgden elkaar in hoog tempo op.
2000 bultruggen trekken hier elk jaar in de winter naar toe en blijven hier 3 maanden om te paren. De mannetjes trekken dan weer weg en de vrouwtjes met kinderen blijven achter.
In de middag hadden we nog net de energie voor de verplaatsing naar Las Galeras, het einde van de wereld, in ieder geval van het schiereiland Samana, rijdend over de prachtige kustweg met af en toe een venijnig klimmetje. Het was warm en halverwege kwamen we bij door heerlijke vis te eten en vruchtensap te drinken bij de Comedor van Dona Nibia langs de weg in een armoedig dorpje. Aan de kust leek het op Curacao met vlijmscherpe harde vulkanische steen en een blowhole waar de zee ver op het land een hoge waterzuil bewerkstelligde.

Las Galeras ligt helemaal aan de oostpunt van het noordoostelijke langerekte schiereiland Samana omringd door een aantal prachtige stranden. Het heeft een echt ‘eind van de wereld’ gevoel. De mensen die hier neerstrijken en blijven hangen om iets te beginnen zijn een beetje typisch, zoals onze Italiaanse gastheren, Dario - de baas met een Dominicaanse vrouw van rond de 20 - en Mario, de kleine dikbuikoge kok. En dat geldt zeker voor Roland, een zeer gastvrije en uiterst sympathieke belg die een tent met zelfgebouwde huisjes verderop uitbaat en die een wondere maaltijd voor ons bij elkaar tovert de tweede avond. Hij is stokdoof dus elke bestelling - hij verkoopt duvel - moet letterlijk naar hem worden toegeschreeuwd met de handen een toeter vormend. 
Dat geldt ook voor John, de Nederlandse uitbater van El Capito, die nu weer in Berlijn woont met zijn gezin maar bij Roland verblijft als hij komt kijken hoe het met de bverhuurde bezittingen gaat. Ex kindertheatermaker die nog in het Shaffy heeft rondgelopen.
Stuk voor stuk zijn het mensen die niet bij een baas zouden kunnen werken.
We zijn als groep stukgelopen op de tocht naar playa Rincon. De weg leek wel erg veel op die tussen San Jose en Constanza in de bergen en van deze groep trekt lang niet iedereen zo’n parkoers. De makkelijke maar langere weg betekende toch weer 40 km fietsen en het dichtstbijzijnde andere mooie strand met restaurant was vlakbij. Ondanks dat het al half vier was kon ik het toch niet laten en ben alleen even op en neer gegaan naar het beroemde strand en moest daarvoor een aantal steile hellingen bedwingen over smalle asfaltwegen. De laatste kilometers waren weer onverhard en het strand van vele kilometers lang omzoomd door palmen en groene bergen aan weerszijde was volkomen verlaten.

Gisteren kwamen we via Santa Barbara bij een boot die ons met fietsen over de baai bracht en naar een andere wereld. Hier een primitieve houten steiger en een derde wereld gevoel en geen toerist meer te bekennen. Via Sabana del Mar reden we over een onverharde weg de laatste 10 km naar Caño Hondo waar twee grote hotels liggen tegen het nationale park van Los Haïtises aan. 
We kregen armbandjes om ook in het zwembad te kunnen springen in het andere hotel. De kamers zijn prachtig met uitzicht op de baai en de jungle rondom ons, een briesje waait door de kamers en onze balkons. Toch klopt er bij dit soort pretentieuze projecten vaak veel niet in de details. De vis en patat worden koud geleverd en het duurt uren voordat je de juiste serveerster aan je tafel hebt.
We hebben vanochtend een prachtige tocht door het nationaal park gemaakt. In een privéboot door de mangroves naar de San Lorenzo baai waar piraten zich eeuwen in grotten verborgen konden houden. We bezochten twee van die grotten waar eerder Taino’s, de pre-columbiaanse bevolking - sculpturen en rotsschilderingen hebben achtergelaten.
Op palen voor een voormalige haven van wat eens plantagegebied was zitten pelikanen en koningssterns.
De laatste twee uur van de expeditie hebben we terug gewandeld, eerst op en neer langs een smal pad door een wilde jungle en het laatste stuk door verwilderde cacao- en koffieplantages.


We hebben een hele dag gehad om bij te komen in koloniaal Santo Domingo. We hebben voor de laatste maal genoten van het uitgebreide ontbijt met drie dominicaanse dames en de manager die alles direct op tafel hebben al voor je er om hebt kunnen vragen.
Eergisterenmiddag kwamen we binnen via de 4 in het westen en moesten 20 km door voorsteden rijden volgens het aloude principe van go with the flow. Wie zich ergert aan weggebruikers in dit soort steden heeft een heel slecht uurtje maar wie zich opstelt dat elke weggebruiker als een fietser in Amsterdam is plooit zich en rijdt vrolijk meanderend langs taxi’s die haast uit elkaar vallen en busjes die plotts stoppen als er nog iemand meemoet. Opeens waren we in de koloniale stad dat maar een klein en overzichtelijk gedeelte van de stad vormt maar in de 16e eeuw een stad van belang was, zeker in de nieuwe wereld die vanuit hier bestuurd werd, tientallen jaren lang.
Om half twee brengt de bus ons naar het vliegveld en begint de overgang naar de wintertijd onvoorstelbaar vervweg nog hier in de tropische atmosfeer.
Cadeautjes zijn gekocht en nu nog een klein rondje.

Share by: